Acquoy - West Betuwe

Karel (70) is de laatste van drie generaties scharensliepen: ‘Een opvolger is er voor mij niet’

Karel (70) is de laatste van drie generaties scharensliepen: ‘Een opvolger is er voor mij niet’

Bron: AD van 07-09-2021

Karel (70) is de laatste van drie generaties scharensliepen: ‘Een opvolger is er voor mij niet’

Samen met zijn zussen en broers is Karel Rosen (70) in een zwervend bestaan opgegroeid. ,,Mijn vader reed met een oude trekker en twee woonwagens achter elkaar heel Nederland door. Wij zijn allemaal langs de weg groot gebracht.

Hij zat als kleuter op de bok van de slijpwagen tussen zijn vader en zus in. Toen het eens slecht weer was liet zijn vader hem thuis. ,,Juist op die dag brak het paardentuig waardoor het paard de wagen op zijn hielen kreeg en steigerde. De bok werd van de kar afgeslagen en mijn vader en zus waren allebei gewond. Gelukkig hebben ze er niets aan overgehouden. Maar als ik daar als jochie gezeten had, weet ik niet of ik het overleefd had. En nu ben ik er nog.”

Zijn vrouw Maria reageert: ,,Gelukkig wel, want anders had ik jou niet gehad.” De herinnering emotioneert hen beiden nog altijd. Ze waren 6 of 7 jaar, toen liepen ze al hand in hand, vertellen ze. ,,En we beloofden elkaar: later gaan we trouwen”, lacht zij. ,,Ik heb nooit andere vriendjes gehad, hij is en blijft mijn eerste liefde.”

Opel met een woonwagentje
Zijn vaders slijpwagen is tot 1967 meegegaan. ,,Eerst met houten, later met luchtbanden”, weet Rosen. ,,Mijn vrouw en ik zijn begonnen in een oude Opel Olympia van 250 gulden, daar hing een woonwagentje achter. In 1972 kreeg ik mijn eerste Ford Transit.”

Zijn vrouw is zes jaar met hem meegetrokken langs de klanten. Na de geboorte van hun eerste zoon kon dat niet meer. ,,Maar ik miste het wel hoor, want ik maakte graag een praatje, vooral met oudere mensen.” Ze waren altijd onderweg, vertelt Rosen. ,,We woonden niet, we stónden ergens, en meestal illegaal. We zijn heel veel rondgetrokken, en wel tien keer weggejaagd of weggesleept.”

Eind jaren 70 moesten gemeenten van de Rijksoverheid plaats bieden aan woonwagens. Al viel dat in de praktijk nog niet mee. ,,Dan wordt er wel gezegd ‘we hebben niets tegen de familie Rosen’, maar ondertussen willen ze geen woonwagenkampje in hun buurt.”

Honden als huisgenoten
Na een noodstandplaats van elf jaar in Acquoy woont de familie inmiddels achtenveertig jaar in een ‘minikampje’ tussen straten met twee onder één-kappers in Beesd. ,,Wij stonden hier al, later zijn de huizen er omheen gebouwd. Dus er kon niet geprotesteerd worden.”

Rosen kan er wel om lachen. Hij bladert in een vuistdikke stamboom die teruggaat tot 1740 en concludeert: ,,Het beroep is van vader op zoon overgegaan; van mijn overgrootvader Alexander op mijn opa Karel, naar wie ik ben vernoemd, en mijn vader Frederik. Maar het is een uitstervend beroep, ik heb geen opvolger meer.”

Zelf is hij nooit naar school gegaan, daarom heeft hij zijn eigen twee zoons en dochter gestimuleerd om door te leren. ,,Ze gingen altijd schoon en verzorgd naar school, dat deed m’n vrouw.” Vanaf zijn dertigste is hij tien jaar volwasseneducatie gaan volgen. ,,Binnen een jaar kon ik redelijk lezen.”

Engels en Duits leerde het stel door het kijken naar tv-series. ,,Op de Duitse windhondenrenbaan kunnen we ons goed verstaanbaar maken”, vertelt hij. Voor corona waren ze er bijna ieder weekend te vinden. Zijn vader fokte al met windhonden. Rosen verduidelijkt hoeveel de dieren voor hem betekenen: ,,Ik heb geen honden, ik heb huisgenoten.”

Starter op de slijpsteen
Het slijperijwerk is door de tijd heen niet veel veranderd, zegt Rosen. ,,Je kunt prachtige apparatuur hebben, maar daarmee kun je nog niet slijpen. Slijpen is horen, zien en voelen.” Hij hoeft het motortje van de slijpsteen niet meer handmatig aan te trekken, want er zit nu een starter op. ,,Vroeger was de slijpsteen van zandsteen, die werd snel stroef. Tegenwoordig heb ik een polijstschijf van industrieel diamant om de stenen glad te slijpen, die zijn nu dus altijd scherp, daarom hoef ik het te slijpen voorwerp nooit meer nat te maken.”

Zijn grootouders hadden voor dat doel altijd een keteltje bij zich op de kar. Op de vraag hoe de messensituatie thuis is, zegt Maria: ,,Ik heb nog wel een paar klusjes voor hem.” Maar hij glimlacht: ,,Alles snijdt hoor, al kon het beter, maar de klant gaat voor.”

Hij bedient een brede regio. ,,Het harde lopen is er wel vanaf. Wat ik vroeger in vijf maanden deed, doe ik nu in negen. Ik loop ook weleens een paar uur voor niets. Het gaat niet altijd van een leien dakje, dat is het nooit gegaan, maar we leven bij de dag.”

Met sommige klanten heeft hij een vertrouwensband opgebouwd en Rosen houdt nog steeds van zijn werk. ,,Ik zou niet de hele dag thuis willen zitten, dit is een manier van leven, net als een boer die niets anders doet dan achter de koeien en varkens aanlopen. Ik stop pas als mijn lichaam het niet meer doet.” Dat is maar goed ook, want waar moet de klant anders terecht met zijn botte heggenschaar of snijbonenmolentje?