Acquoy - West Betuwe
Gemaal De Oude Horn

Het voormalige poldergemaal De Oude Horn ligt aan de Culemborgse Vliet in Acquoy. Het gemaal werd in 1859 in gebruik genomen en is zeer fraai gesitueerd in het Linge landschap. Het betreft hier een schepradgemaal, oorspronkelijke door stoom aangedreven en in te delen bij de stoomgemalen van het type 1, waarbij de verschillende functies van het gemaal in duidelijk van elkaar te onderscheiden bouwvolumes werden ondergebracht (categorie-indeling volgens PIE). De stoominstallatie werd later vervangen door een electrische aandrijving. Het ijzeren scheprad is echter nog aanwezig en vertegenwoordigt een zekere zeldzaamheidswaarde. Het gebouw valt verder op door een dakdekking met Oegstgeester pannen.

De hoofdvorm van het gemaal bevindt zich in belangrijke mate in oorspronkelijke staat, maar de machinerie die het gemaal aandreef is verdwenen. Het pand is sinds 1978 in gebruik als glasblazerij.

Het schepradgemaal is opgebouwd op een samengesteld grondvlak, en bestaat uit drie tegen elkaar geplaatste, duidelijk van elkaar te onderscheiden bouwvolumes van verschillende afmetingen, waarin oorspronkelijk gescheiden functies waren ondergebracht.

De twee oostelijke volumes liggen in elkaars verlengde, het derde volume is dwarsgeplaatst en bezit aan de westgevel een ijzeren scheprad met overkluisde doorgang. De twee westelijke bouwblokken zijn gebouwd op een onderbouw met twee doorlaten. Het hoogste, centrale bouwblok heeft een zadelkap, de overige blokken worden gedekt door schildkappen. Alle kappen zijn gedekt met Oegstgeester pannen. In de dakschilden bevinden zich ruitvormige dakraampjes (in het westelijk dakschild van het westelijk bouwblok, en in beide dakschilden van het centrale bouwblok). Alle bouwblokken hebben een zwartgeschilderde omlopende geprofileerde bakgoot. De witgeschilderde gevels hebben een zwartgeschilderde plint, en zijn opgetrokken in baksteen, gemetseld in kruisverband. Binnen de gevels zijn voornamelijk rondboogvormig afgesloten vensters toegepast met een iets uitkragende omlijsting.

Het oostelijke bouwblok wordt gedekt door drie schildkappen met de nokrichting dwars op die van het centrale bouwblok. Op het meest westelijke dakschild is een witgepleisterde slanke schoorsteen geplaatst. De gevels van het oostelijke volume zijn geleed door middel van lisenen. Tussen de lisenen bevinden zich grote halfronde ramen met waaiervormige roedeverdeling. In de oostgevel zijn de lisenen deels weggebroken en is een schuifdeur links in de gevel geplaatst. Rechts bevindt zich een halfrond raam. De zuidgevel heeft in iedere travee een groot halfrond raam, de noordgevel heeft links twee halfronde ramen, maar in de middentravee fungeert het raam als bovenlicht van dubbel openslaande bedrijfsdeuren. Rechts in de gevel bevindt zich een hoge deur. Het gedeelte van de westgevel links van de aansluiting met het centrale bouwblok, bevat een stalen deur met glasstenen bovenlicht naar een electriciteitsruimte. De noordgevel van het hoge en smalle centrale bouwblok heeft een ondiepe en lagere aanbouw onder een driezijdig aangekapt dak. In deze gevel bevinden zich twee hoge staande rondboogramen, die geen omranding hebben, hetgeen kan duiden op een (iets) later geplaatste aanbouw. In de zuidgevel bevindt zich een groot staand rondboograam met ijzeren roededeling. Dergelijke ramen bevinden zich ook in de topgevels van het bouwblok.

Het derde bouwblok is dwars tegen het centrale blok geplaatst en steekt aan beide zijde iets uit. In de smalle noord- en zuidgevel bevindt zich een groot, staand rondboograam. Tegen de brede westgevel is het ijzeren scheprad geplaatst met aansluitend een overkluisde doorgang.

Het interieur heeft zijn indeling grotendeels behouden. De technische installatie is echter verdwenen. Onder de bewaard gebleven interieuronderdelen bevinden zich een roodgele tegelvloer, met uitsparingen waar de machines gestaan hebben, voorts zwart, beige en groengeglazuurde wandtegels, een aantal oorspronkelijke paneeldeuren, waarvan sommige met ruiten.

© Tekst: rijksmonumenten.nl.